De koekoek. Vroeger was het een algemene vogel. Aan deze vogelsoort danken de klokken uit het zwarte woud hun naam. Het koekoekslied is het meest gespeelde melodietje onder amateurmuzikanten. De koekoek, wie kent hem niet? En toch, als je iemand vraagt om een koekoek te tekenen, dan blijft het potlood zweven boven het papier.
Hoe meer je over deze mysterieuze vogel aan de weet komt, hoe groter het mysterie eigenlijk wordt. Stel je voor: je leeft bijna het hele jaar in de donkere wouden in het Afrikaanse Congo. Plots krijg je het op de heupen en vlieg je duizenden kilometers, dwars over de Sahara en de Middellandse Zee, richting de Maasheggen: een ideale plek om bijvoorbeeld een paartje heggenmussen te stalken.
Ondertussen paart het koekoekwijfje met het koekoekmannetje en wacht ze tot de heggenmussen begonnen zijn met eieren leggen. Als het nest ook maar even niet bewaakt is, slaat ze haar slag. Ze legt het veel grotere koekoeksei in het nest en eet één van de heggenmuseieren op, zodat het aantal weer klopt. En klaar is de koekoek, die dan in juli alweer terugvliegt naar Congo. Van heggenmussen wordt vermoed dat ze pas zo’n 6000 jaar voor pleegouder van koekoeksjongen mogen spelen, want de koekoek heeft de kleur van een heggenmusei nog niet onder de knie. Normaal past mevrouw koekoek heel gehaaid haar grote ei aan aan de kleur van de eieren in het nest, maar bij de eieren van heggenmussen lukt dat dus niet. Hoe ze het in hemelsnaam voor elkaar krijgt om karekiet-, grasmus- en kwikstaarteitjes na te maken…
Het jong komt gemiddeld een dag eerder uit dan de stiefbroertjes en -zusjes, die als ei of als kuiken behendig op de holle koekoeksrug worden genomen en over de rand worden gekiept. Zo is er geen voedselconcurrentie meer. Bovendien wordt het koekoeksjong zo snel groot, dat het nest zowat uit zijn voegen barst. De pleegouders moeten niet zelden op de schouder van hun reuzenjong neerstrijken om nog bij zijn enorme reuzensnavel te komen.
Dan vliegt dit jong − uit zijn hoofd! − de lange, nooit eerder gevlogen route naar het Afrikaanse Congo. Als je dit verhaal zou verzinnen, zou iedereen naar zijn voorhoofd wijzen. Maar nu de natuur het bedacht heeft, klopt het als een zwerende vinger. Ook al lijkt het allemaal tamelijk geniepig en vals en moeten de pleegouders wel reuzedom zijn.
Wie de koekoek ziet vliegen, denkt heel even aan een valk of sperwer. Achter de koekoeksstaart, net als vaak bij een sperwer, vliegt een kleiner vogeltje, hard roepend de schuldenaar aanwijzend. Bij de sperwer is dat logisch: sperwers eten namelijk kleine vogeltjes. Bij de koekoek zijn er dus pleegvogels die er niet langer intrappen. En dat klopt, want zo eens in de zoveel duizend jaar doorziet een kleine vogelsoort de broedparasieten. En dan moet de koekoek op zoek naar een nieuwe vogelsoort, een die er nog wel intrapt.
Vroeger werden mensen ook een beetje op het verkeerde been gezet, want in de winter kwamen veel Scandinavische sperwers in ons land overwinteren. Men dacht dat de koekoek een metamorfose onderging, door in de winter te veranderen in de sperwer, om zich in het voorjaar weer te ontpoppen tot de koekoek.
Koekoeken eten echter geen kleine vogeltjes, wat de sperwer wel doet. Nee, zij eten rupsen van vlinders en motten. En juist die insecten nemen nu snel in aantal af, door de oprukkende bloemloze landbouwsteppes. Maar ook de kap van wouden in Afrika doet de soort geen goed. Als we niet uitkijken, zal de koekoek alleen nog hoorbaar zijn, uit hout gesneden, met een piepklein blaasbalgje. Ofschoon ook het aantal koekoeksklokken lijkt af te nemen…
Dit artikel verscheen eerder in het najaarsnummer van de Landschappelijk 2017. De Landschappelijk is hier te downloaden. Leden van de VNC krijgen het blad gratis thuisgestuurd.