Waarom natuur in de straat?


De Vereniging Nederlands Cultuurlandschap vindt dat natuur- en milieu levensvoorwaarden zijn waarop je niet kunt beknibbelen.

Dit besef, dat bij de oudere generaties nog leeft, moet ook bij de nieuwe generaties doordringen. Als we natuur, landschap en milieu willen behouden, moeten er opvolgers zijn die de fakkel overnemen. Om de komende generaties te blijven interesseren voor bedreigde natuur- en milieu, moeten we laten zien hoeveel en veelzijdig het natuurlijke leven in de stad is. Niet alleen in de parken, maar in iedere straat.
Kinderen moeten in contact komen met de natuur, zodat ze later in het dagelijks leven nog weten hoeveel het waard is, dichtbij in de stad en verder weg. Ongeplande en onbevangen ervaringen met al het moois dat ook de stad te bieden heeft, geeft kinderen een beleving die ze zich hun hele leven lang blijven herinneren. Broodnodige herinneringen als je wilt dat zij op latere leeftijd die natuur willen bewaren en beschermen.
De VNC wil dat kinderen de natuur in hun directe leefomgeving zien, voelen, horen, ruiken en beleven. Om dit op grote schaal en structureel te doen, is nu nog een hele opgave. De meeste projecten zijn nu sporadisch opgezet door pioniers en idealisten: vrijwilligers met beperkte middelen. Desondanks hebben die projecten wel succes.
Daarom wil de VNC van die successen gewoon consequent werk maken. Van druppels op de gloeiende plaat naar het structureel plannen van vergroening van de stad. En dat doen we het liefst met iedereen: plantsoenendiensten, de wethouders groen, woningbouwcoöperaties, de stedenbouwkundig ontwerpers, bedrijventerreinexploitanten, de schoolleiding en besturen. En uiteraard ook met de ouders van kinderen en buurtbewoners zonder kinderen. Daarvoor is het project Natuur in de straat.

De eerste natuurervaring van Midas Dekkers:
"Waar ik woonde was geen natuur. Mijn ouders hadden een café midden in Amsterdam, op De Munt, met een klein restaurant. Planten en dieren kende ik alleen van het menu. En toch, in de keuken op twee hoog kon een raam open naar een smalle steeg. Op de vensterbank zette de kok pannen gekookte aardappelen om af te koelen voordat hij ze bakte. Daar kwamen de mussen op af. Zoiets had ik als kleine jongen nooit gezien; zo klein, zo dapper, zo vrij, zo vol leven. Toen kwam de Keuringsdienst Van Waren; het raam moest dicht. Mussen waren vies. Woest was ik. Vanaf de eerste kennismaking koos ik onvoorwaardelijk de kant van de natuur. Later als ik groot zou zijn, zo besloot ik, zou ik een huis vol vensterbanken kopen."