Boeren, en zeker hun belangenorganisaties, klagen. ‘Ach’, hoor je dan steevast van de gemiddelde gesprekspartner, ‘boeren klagen toch altijd?’ En dat is ook zo. Maar hebben ze ook niet een beetje gelijk? Om die vraag goed te beantwoorden moeten we onderscheid maken tussen de boeren en hun al dan niet vermeende belangenbehartigers.
De LTO’s, ZLTO’s en LLTB’s van deze wereld. Het zijn geen vakbonden, want boeren werken niet voor werkgevers. Zij zijn zelfstandig ondernemers. Het zijn in feite NGO’s, boerenactiegroepen, waar je lid van kunt worden. Net als de Waddenvereniging, of de Vogelbescherming. Minder dan de helft van alle boeren is lid van een van deze organisaties.
Agrarische natuurverenigingen
Er zijn ook NGO’s die een meer algemeen belang dienen: de agrarische natuurverenigingen. Van die NGO’s zijn veel meer boeren lid. Zij verenigen boeren die iets met gesubsidieerde natuurbeheertaken doen. In het belang van weidevogels, korenwolven, kiekendieven, bloemen, plantjes en bijen. Maar ook ter bescherming van heggen, houtwallen, knotbomen et cetera. De productie van voedsel en grondstoffen, al dan niet gepaard aan natuurbeheertaken, en steeds meer onderworpen aan milieu- en dieren-welzijnseisen, maken de bedrijfsvoering voor de boer er niet gemakkelijker op.
Grote bemoeizucht van buiten
De agrarische sector is een bedrijfstak waar de meeste bemoeienis plaatsvindt door machten en krachten buiten de sector zelf. In de botsingen die tussen beide plaatsvinden, worden steeds halve maatregelen en bloedeloze compromissen gestapeld. De regeldruk is zeer complex, vernederend soms, en in ieder geval heel tijdrovend en onduidelijk door voortdurende wijzigingen. Echt onbezorgd boeren is er niet bij. Dit zou een terechte klacht kunnen zijn. Net als het telkens veranderen van de regels, waardoor het boerenbestaan − nog los van de grillige markt en concurrentie − dubbel onzeker wordt.
Maar voor een deel hebben de boeren, en zeker hun actiegroepen, boter op hun hoofd. Want door telkens te hoop te lopen tegen regels van de overheid (die paal en perk moeten stellen aan uitwassen en schadelijke gevolgen voor natuur, milieu, dierenwelzijn en menselijke gezondheid) volgen telkens halfzachte regels en maatregelen door slappe knieën bij de overheid. Slappe knieën of een volstrekt onverantwoord handelen van bestuurslagen hebben de weg geëffend voor een gigantische veestapel in een piepklein overbevolkt landje.
Mest, ammoniak, stikstof, stinkende wond
Dat dieren poepen, is een gegeven dat net zolang bestaat als dat er dieren zijn. En dat dieren die veel poepen ook veel voedsel en water gebruiken, is ook logisch. En als het enige doel is meer vlees, eieren en melk te produceren, hoef je geen wonderkind te zijn om te weten dat dit gevolgen gaat hebben voor het grond- en oppervlaktewater en het menselijk en dierlijk welzijn. The sky is the limit: tankers vol soja, gesleep met beesten, ziektes, epidemieën en massaruimingen. Et cetera, et cetera. En er valt nog meer van het land te nemen, als je alle in de weg staande zaken als houtwallen, bomen en hagen rooit, de percelen waterpas legt, de beken rechttrekt en het waterpeil aanpast aan zware machines die eigenlijk het hele jaar door het land op moeten kunnen. Zelfs als dat trilveen is. Dieren op stal is efficiënt: ze lopen, wroeten en scharrelen niks stuk of plat. Mest, stikstof en ammoniak kun je beter opvangen.
Veertig jaar lang heeft men glashard alle te verwachten uitwassen lopen ontkennen en bagatelliseren. Breedschouderig hebben overheden en boerenorganisaties voor uitwassen gestaan en geprobeerd deze verborgen te houden. Alleen dat akelige Europa bleef maar drammen en zelfstandig controleren. De stinkende wonden die bestreden moeten worden, vergen telkens nieuwe, strengere maatregelen. De Nederlandse overheid neemt die uiteindelijk met grote tegenzin en getreuzel, en zo ontstaat de stapeling en verandering van regels. Ongelooflijk. Dit dossier kent geen winnaars, slechts verliezers.
Het water van onze kinderen
Veel mest betekent veel ammoniak en dat tast bos en natuur op afstand aan. Het betekent ook uitspoelen naar oppervlakte- en grondwater. Voor ons drinkwater wordt grondwater gewonnen, maar alleen in natuurgebieden. Dat komt omdat de overige grondwaterputten vol zitten met nitraten en landbouwgif. Natuurgebieden lijden daardoor onder steeds ernstigere verdroging. Ze ontwateren. Niet alleen door het wegpompen van grondwater, maar ook omdat het oppervlaktewater rondom natuurgebieden kunstmatig laag wordt gehouden voor de landbouw. De sector laat zien geen gevoel te hebben voor toekomstige generaties, van wie water en natuurlijk erfgoed aangetast of zelfs compleet verwoest worden.
De grond van onze kinderen
Ook het in strijd met EU-regels vernielen en weghalen van erosieremmende maatregelen, zoals het slechten van terrassen (graften) en het naar beneden ploegen van hellingen, toont een ontbrekend gevoel voor de gevolgen die dit alles heeft voor onze kinderen. Ook de door landbouwbelangen gedomineerde waterschappen pakken deze praktijken niet aan. Men kiest voor een end of pipeline-benadering, waarbij modderstromen uit de heuvels worden opgevangen in depots aan de randen van dorpen, om daar de overlast te voorkomen. Verzoeken tot handhaving op Europese regels bij gemeentes in Zuid-Limburg en Berg en Dal bijvoorbeeld verlopen stroef of worden ook naar herhaald aandringen niet opgepakt. Het is een illusie te denken dat er ook maar de geringste plannen zijn gemaakt en begroot om de grond uit de depots te zijner tijd met vrachtwagens weer terug op de plateauakkers te brengen.
Miljarden schade door daling van de bodem
Dat waterschappen landbouw-minded zijn en ook nog eens gepolitiseerd zijn geraakt, nekt zich op veel meer terreinen. Misschien wel de meest omvangrijke en kostbare schade is toegebracht aan de infrastructuur en vooral historische bebouwing in steden en dorpen in West- en Noord-Nederland. Die zal met het voortdurend dalen van de bodem alleen maar toenemen. Die daling komt door het laaghouden van de waterstand en versnelt de oxidatie van het veenpakket. De schade wordt inmiddels geraamd op zo’n 22,2 miljard euro: vóór 2050 door de belastingbetaler op te hoesten. Aldus het planbureau van de leefomgeving. Dat is nog exclusief het bedrag dat inmiddels tienduizenden huizenbezitters zelf moeten betalen om hun historische panden te redden met nieuwe betonnen heipalen, nu hun oude soms middeleeuwse palen boven water zijn gaan uitsteken en zijn gaan rotten.
Maïs in het veen
Dat het veen alleen al door blootstelling aan de lucht erodeert, weet iedereen. Maar dat dat proces ernstig versneld wordt door het kunstmatig verlagen van het waterpeil, zou toch alle alarmbellen moeten doen rinkelen? Zowel bij waterschapbestuurders als bij politiek verantwoordelijken? Ook wanneer je het veen ploegt omdat je er maïs op gaat telen, wordt deze erosie (‘verbranding’) van het veen heftig versneld. Hoe is het dan in hemelsnaam mogelijk dat er maïs geteeld wordt in het groene hart? Waarom wordt zo’n onverantwoorde boer, die het land van de volgende generatie boeren aan het verwoesten is, daarop niet aangesproken…?
Boerenlandvogels en cultuurhistorie
Als je bedenkt dat Nederland het tweede ex¬portland voor landbouwproducten in de we¬reld is, kun je trots zijn, maar evengoed pijn in je buik krijgen. Overigens, het grootste ex-portproduct blijft sierteelt, waaronder bloe¬men en planten. Vlees, zuivel, eieren, groente en fruit komen op een tweede plaats.
Het omtoveren van ons agrarisch cultuurlandschap tot een soort van openluchtlaboratorium heeft zo langzamerhand voor een enorme leegloop van het platteland gezorgd. Grutto’s, leeuweriken, kemphanen, zomertortels, patrijzen, kwartelkoningen, geelgorzen, kieviten, hermelijnen, wezels, bunzingen, korenwolven, dwergmuizen, eikelmuizen… De lijst is inmiddels eindeloos lang. De soorten die zich in duizenden jaren aan de landbouw hebben aangepast − die we boerenlandvogels en dieren zijn gaan noemen omdat ze al eeuwenlang dat landschap bevolken − zijn met de akker- en weidebloemen, de insecten, de gerooide houtwallen en hagen en de gedempte sloten mee verdwenen. Soms is er sprake van 90% achteruitgang. Soms van totale verdwijning. Maar naast de soortenrijkdom is ons landschap ook zijn geschiedenis kwijtgeraakt, of verliest het de laatste sporen hiervan in rap tempo. Inclusief onze identiteit.
Boer zoekt … Zoek de boer
In feite is een boer geen tuinder in een kas, geen bollen- of bomenkweker, iemand met een schuur barstensvol varkens, geiten, kippen, steur of paling. Een boer heeft grond, met daarop gewassen en dieren, liefst in een gesloten kringloop. Daarmee heeft ie het minste gelazer met Europese of andere regels. Zulke boeren kunnen het snelst gevonden worden, als het gaat om eerherstel van de bodem, de basis onder ieder zichzelf duurzaam noemend bedrijf. Als er bondgenoten zijn in de landbouw, zijn het de grondgebonden boerenbedrijven. Met zulke boeren kun je samenwerken bij natuurinclusieve landbouw, agrarisch natuur- en landschapsbeheer, diervriendelijke houderij en het zichtbaar houden van cultuurhistorie. Een handicap is wel dat veel boeren door bedrijfsverplaatsing en ruilverkaveling niet meer voelen wat veel buitenlandse collega’s nog wel hebben: deel uitmaken van een oud geslacht en gebonden zijn aan die plek, die soms nog terug te voeren is tot de eerste ontginningen. Om het agrarisch cultuurlandschap niet in z’n geheel te willen verliezen of om te toveren tot een museum, hebben we te maken met boeren in een levend en veranderlijk landschap.
De vraag is: moet Nederland, koste wat het kost, wel het tweede exportland voor landbouwproducten op de wereld zijn? En moet ons land daarbij alles wat van waarde is, willen opofferen? Behalve naar vrouwen voor onze boeren zouden wij op zoek moeten gaan naar de boeren die aan de goede kant van de geschiedenis willen staan.
De wereld op z’n kop
Het is misschien moeilijk te geloven, maar met sommige soorten dieren gaat het iets beter. Neem bijvoorbeeld de das, de bever en de ooievaar. En ook de wilde kat is heel stil en geruisloos de grens overgestoken. Enkele andere diersoorten, zoals wolf en lynx, komen zo nu en dan kijken of Nederland bewoonbaar voor hen is. En hups, kraait LTO, er moet een beheerplan komen voor deze soorten. Hun aantal moet gereguleerd worden. Misschien maar beter opbergen in reservaten en een hek eromheen.
De brutalen hebben de halve wereld, dat weten we. En die andere helft dan? Die heeft wellicht te lang gezwegen. ‘Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.’ Zeker, zo is het. Maar anderzijds: ‘wie zwijgt, stemt toe’.
Dit artikel verscheen eerder in het najaarsnummer van de Landschappelijk 2017. De Landschappelijk is hier te downloaden. Leden van de VNC krijgen het blad gratis thuisgestuurd.